Heel veel post

Hoe ik een boekengek werd - deel 2

Naast de printer dronken S. en ik gore koffie uit plastic bekertjes. We praatten over boeken. Mijn collega bleek net als ik een passie te hebben voor boeken met een roze covers en vrouwenbenen erop. Ze had het boek Heb mij lief van Josie Lloyd en Emlyn Rees gelezen en kon niet stoppen erover te praten. We wisselden boeken uit en ze werd nog enthousiaster. S. besloot te willen helpen met Chicklit.nl. 

Zij kocht het boek Goed in bed van Jennifer Weiner, ik koos voor Een ideale man van Liz Young. De kaft van dat boek was werkelijk niet om aan te zien - knalroze en er stond een jongen op met heel foute schoenen aan – en ook met Goed in bed kon je je nergens vertonen. Maar ja, we moesten wel, we konden de boeken niet wegleggen. We kochten meer boeken, op goed geluk, op basis van de kaft of omdat de achterflaptekst ons aansprak. Veel vielen er tegen - wel grappig, maar geen happy end; wel romantisch, maar zonder serieuze ondertoon; wel herkenbaar, maar niet komisch. Onze mening zetten we online. Zo konden we lezers behoeden voor een tegenvaller.

Op een dag kregen we een email van uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ze vroegen om ons adres, zodat ze een boek konden opsturen. Het was (bijna!) de mooiste dag van ons leven. Het was al leuk om Chicklit.nl te beheren, maar nu bleek dat we ook ‘gratis’ zouden gaan lezen.

Als je thuis veel boeken ontvangt, wordt de postbode je beste vriend. En je buren je grootste vijand.
In het chicklit-genre kwamen in die tijd gemiddeld zo'n twintig nieuwe titels per maand uit. Het gros van de boeken werd direct naar mijn huisadres gestuurd, waarna ik ze weer doorstuurde naar vrijwilligers die met ons meelazen. Veel pakjes pasten niet door de brievenbus en het resultaat was dat ik bijna elke dag of naar het postkantoor moest, of alle buren af moest lopen om de pakjes te verzamelen. Soms wilde mijn deur niet meer open vanwege de enorme stapel boeken, folders en zetproeven die erachter lag.

Onze directe buren hadden een baby. Op een dag stond de jonge moeder op onze stoep. Resoluut en met trillende stem vertelde ze dat ze geen pakjes meer voor me wilde aannemen. Ze was het zat. Als enige niet-werkende in de wijk, belde de postbode elke dag wel een keer bij haar aan met een pakje voor een straatgenoot. Ze gebood me een briefje op de deur te plakken, draaide zich om en beende weg. Ik hing een briefje op…


De postbode zelf had de boodschap ook zonder briefje al begrepen. Aanbellen bij het huis naast ons durfde hij al een poosje niet meer. De vrouw des huizes had hem een paar keer flink uitgekafferd. Maar ja, hoe minder pakjes hij mee terug nam naar het postkantoor, hoe minder goed zijn beoordeling was. Er moest een oplossing komen. Dus trok ik op een dag de stoute schoenen aan, en mijn oudste spijkerbroek. Ik haalde uit de schuur een stapel planken, een hamer, schroevendraaiers, spijkers, schroeven en een zaag, en ik begon aan mijn ‘boekenkist’. Mijn man bood aan om te helpen, maar die hulp sloeg ik af. Hoe moeilijk kon zijn om een kist te maken? Dat viel inderdaad wel mee. Het maken van een rechte kist bleek daarentegen een stuk moeilijker. Maar ik was hoe dan ook trots op het resultaat. Het was een kist. Een scheve, maar toch. Ik schilderde hem wit en spoot er in roze letters ‘chicklit’ op. Hij kreeg een mooi plekje naast de voordeur. De postbode was blij, ik was blij en de buren waren blij. Tenminste, voor even. Niet lang na mijn zaag- en timmerklus verhuisden ze.