Een verhaaltje over twee tieners

'Waar gaat het over?' vragen mensen me als ik vertel dat ik een boek aan het schrijven ben.
'Het is fictie, een young adult thriller,' antwoord ik dan, terwijl ik aan hun blik zie dat ze even moeten schakelen. Kennelijk is het in de kringen waarin ik verkeer (tussen mijn collega's) logischer dat ik een non-fictie boek schrijf.
'Ook knap,' zeggen de meesten als mijn antwoord wat is ingedaald. 'En waar gaat het over?'
Tijd voor de pitch, denk ik, de pitch die ik tijdens mijn schrijfvakantie heb geoefend. Toch improviseer ik meestal wat op de moment dat mensen echt geïnteresseerd zijn en doorvragen. Er komt dan iets uit mijn mond als: 'Het gaat over een televisieprogramma, over privacy en over het opzoeken van grenzen.'
Op dit moment in het gesprek begint men langzaam weer onder de indruk te raken. 'Wat knap. Ik zou het niet kunnen.'
'Tuurlijk, iedereen kan dat. Het kostte heel wat tijd, maar uiteindelijk is het gewoon een leuk verhaaltje over twee tieners geworden.'

Nu mijn verhaal af is en bij een proeflezer ligt, ben ik afwisselend heel trots en heel onzeker. Hoe heb ik in hemelsnaam zoveel woorden kunnen schrijven over zo'n eenvoudig en dun verhaaltje? Hoe kan mijn simpele schrijfstijl ooit goed genoeg gevonden worden door een uitgever? Is dit echt het verhaal waarmee ik wil debuteren?
Gelukkig ben ik soms ook gewoon trots. Mijn verhaaltje over twee tieners is er toch maar mooi gekomen.